Opgedragen aan wie in een narcistische relatie zit en daarin worstelt met zichzelf, de partner en God.
Jij zegt wel dat je van mij houdt,
maar wurgt me met je harteloze taal.
Je roept wel: “Schat, je laat me niet koud”,
maar zelf ben je keihard als staal.
Jij zegt steeds dat ík moet veranderen,
maar vertikt het naar jezelf te kijken.
Je doet wel joviaal naar anderen,
maar laat mij onder je kritiek bezwijken.
Jij zegt dat je in Gods liefde gelooft,
maar die zie ik in je houding niet terug.
Je kille blik heeft al mijn hoop gedoofd;
jouw toon steekt als een mes in mijn rug.
Jij zegt dat ik je excuus moet aanbieden,
maar je ziet niet hoe je mij hebt verwond.
Jij wilt me contact met anderen verbieden,
maar zelf strooi je van alles over me rond.
Jij zegt dat ik niet meer intiem wil zijn,
maar hoe kan dat als je me zo bezeert?
Jij geeft me soms bloemen; nou, fijn?
Ze verbloemen hoe je me terroriseert!
Jij zegt dat ik met jou niet bidden wil,
maar hoe kan dat als jij je oren sluit
voor wat ik wil zeggen? Nee, dan bid ik stil
en stort mijn tranen bij God uit:
…
Ach Heer, hoe moet ik verder
als hij steeds meer afstand creëert?
Men noemt U Helper en Herder;
waarom hebt U zijn hart niet bekeerd?
Ach Heer, dit is zo eindeloos zwaar;
mijn kracht is bijna nul komma nul.
Zijn verbale overkill maakt – echt waar –
dat ik me altijd schuldig voel: een prul.
Ach Heer, wat helpen Bijbelwoorden
als: “de liefde is geduldig, vol goedheid,
niet grof”? Hij is me aan ’t vermoorden!
Ik bots op zijn zelfgenoegzaamheid!
Ach Heer, soms lijkt al mijn smeken
ook bij U aan dovemansoren gezegd.
Wat helpen me dan alle preken?
Is mijn bidden tot U dan niet oprecht?
Ach Heer, zie mijn wanhoop, mijn strijd,
mijn zonden, mijn verdrongen lusten,
mijn zelfverwijt en kwetsbaarheid;
waar kan ik ooit veilig gaan rusten?
Ach Heer, wijs mij toch zelf uw wegen,
die zuiver en heilzaam zijn, en goed.
Geef mij, ja ons, toch uw Geest en zegen:
geloof, hoop en liefde en ook wat moed.
KvH, mei 2018
Gemaakt n.a.v. diverse ervaringen in het pastoraat, waarbij er sprake was van een narcistische partner. In de meeste gevallen was dat een man. Dit gedicht is geschreven om vrouwen, die hiermee te maken hebben, woorden te geven voor wat ze meemaken in hun situatie.
Het gedicht bevat verwijzingen naar Bijbelgedeelten, o.a. Psalm 23, 25 en 103 en ook 1 Korintiërs 13.
© 2023 Klaas van Hoek