Vertaling: ‘Ich bin getauft auf deinen Namen’
Auteur: Johann Jakob Rambach (1693-1735)
Melodie:
● LvdK 440 (Ik heb de vaste grond gevonden’);
● LvdK 479/LB 978 (‘Aan U behoort, o Heer der heren’).
● Met een kortere slotregel – [cursief en tussen haken] – kan ook LvdK 430/LB 908 (‘Ik heb U lief, o mijn beminde’).
Thema: doopgedachtenis
1 Ik ben gedoopt in uw naam, Here,
van Vader, Zoon en Heil’ge Geest.
Ik mag in uw gezin verkeren,
bij ’t volk, geheiligd voor uw feest.
Ondergedompeld in mijn Heer
ontvang ik Christus’ Geest al meer.
[krijg ik zijn Geest al meer.]
2 U zelf hebt mij, o lieve Vader,
tot kind en erfgenaam verklaard.
Uw dood is, Heer, mijn levensader,
U, Redder, bent mijn lofzang waard!
U wilt in alle nood en pijn,
o goede Geest, mijn Trooster zijn.
[o, Geest, mijn Trooster zijn.]
3 Ook ik heb U ontzag en liefde,
gehoorzaamheid en trouw beloofd.
Ik durf het aan, mijn zeer Geliefde,
van U te zijn, mijn Heer en Hoofd.
Daarom zweer ik tot aan mijn graf
al satans slechte werken af.
[elk werk van satan af.]
4 Mijn trouwe Vader, van uw zijde
blijft dit verbond wel stevig staan.
Maar soms schuif ik uw woord terzijde,
laat mij dan niet verloren gaan.
Neem mij, uw kind, genadig aan,
wanneer ik zonde heb gedaan.
[als ik U heb misdaan.]
5 Ik wil opnieuw, mijn God, U geven
mijn hele lichaam, ziel en hart.
Laat nieuwe trouw in mij herleven,
vervul mijn geest in vreugd en smart.
Dat ik uw wil van harte doe;
in alles, Heer, hoor ik U toe.
[Heer, U behoor ik toe.]
6 Wil mij voor wankelen toch sparen,
God, Vader, Zoon en Heil’ge Geest.
En laat mij uw verbond bewaren
tot U me roept: ‘Genoeg geweest!’
Dan leef en sterf ik voor U, Heer,
dan breng ik U voor eeuwig eer.
[breng ik U eeuwig eer.]
KvH, oktober 2023
(Voor toelichting: lees verder onder de afbeeldingen)


DOOPGEDACHTENIS uit de 18e eeuw, van waarde ook voor de 21e eeuw
In augustus 2023 stuitte ik via een toevallige zoekactie op een blog van ds. Marco Batenburg over ‘Een doopzondag in Oostenrijk’ (16 augustus 2012). Daar had hij een mooi lied uit het Evangelisches Gesangbuch (Gesang 200) gezongen: hij nam het ook in zijn blog op.
Het lied – ‘Ich bin getauft auf deinen Namen’ – is in 1735 gemaakt door ds. Johann Jakob Rambach uit Halle (Duitsland). Het verwoordt prachtig de betekenis en rijkdom van de doop. Rambach heeft meer liederen geschreven, maar geen ervan is in het Nederlands vertaald. Men zingt het lied in Duitsland en Oostenrijk vaak op de 6e zondag na Trinitatis als Doopgedachtenis.
VERTALING
Ik was onder de indruk van het lied en heb me gewaagd aan een vertaling / bewerking. Twee vrienden, René van der Werf en Jorrit Woudt, hielpen me bij het Duits en bij taalkundige of theologische hobbels, waarvoor hartelijk dank!
MELODIE
Ik heb twee versies gemaakt.
De ene versie is op de melodie die Rambach gebruikte, bij ons bekend als LvdK Gezang 440 (‘Ik heb de vaste grond gevonden’). Ook LvdK Gezang 479 (‘Aan U behoort, o Heer der heren’) is mogelijk.
De andere versie is op de melodie van LvdK Gezang 430 (‘Ik heb U lief, o mijn beminde’), die ik de mooiste vind. Hiervoor moest de slotregel korter. In de tekst staat deze slotregel dan cursief en tussen [haakjes].
Van beide versies plaatste ik twee foto’s op 8 oktober op Facebook.
SAMENVATTING LIED
Ds. Batenburg gaf een mooie samenvatting van het lied met 6 verzen, die ik hierbij overneem.
(1) God de Vader die de dopeling tot Zijn kind aanneemt
(2) het werk van Vader, Zoon en Geest dat wordt toegerekend
(3) het voornemen om zich toe te wijden aan God en zijn oude leven af te zweren
(4) vanuit het geloof dat Gods verbond overeind blijft, het verlangen dat God vergeving schenkt na de zonde
(5) hernieuwde toewijding
(6) gebed of God bij deze toewijding bewaart.
ORIGINELE TEKST
Gesang 200, Evangelisches Gesangbuch. Für Gottesdienst, Gebet, Glaube, Leben, (1994)
1 Ich bin getauft auf deinen Namen,
Gott Vater, Sohn und Heilger Geist;
Ich bin gezählt zu deinem Samen,
zum Volk, das dir geheiligt heiβt.
Ich bin in Christus eingesenkt,
ich bin mit seinem Geist beschenkt.
2 Du hast zu deinem Kind und Erben,
mein lieber Vater, mich erklärt;
du hast die Frucht von deinem Sterben,
mein treuer Heiland, mir gewährt;
du willst in aller Not und Pein,
o guter Geist, mein Tröster sein.
3 Doch hab ich dir auch Furcht und Liebe,
Treu und Gehorsam zugesagt;
ich hab, o Herr, aus reinem Triebe
dein Eigentum zu sein gewagt;
hingegen sagt’ ich bis ins Grab
des Satans schnöden Werken ab.
4 Mein treuer Gott, auf deiner Seite
bleibt dieser Bund wohl feste stehn;
wenn aber ich ihn überschreite,
so laβ mich nicht verlorengehn;
nimm mich, dein Kind, zu gnaden an,
wenn ich hab einem Fall getan.
5 Ich gebe dir, mein Gott, aufs neue,
Leib, Seel und Herz zum Opfer hin;
erwecke mich zu neuer Treue
und nimm Besitz von meinem Sinn.
Es sei in mir kein Tropfen Blut,
der nicht, Herr, deinen Willen tut.
6 Laβ diesen Vorsatz nimmer wanken,
Gott Vater, Sohn und Heilger Geist.
Halt mich in deines Bundes Schranken,
bis mich dein Wille sterben heiβt.
So leb ich dir, so sterb ich dir,
so lob ich dich dort für und für.
© 2023 Klaas van Hoek